Drie manieren om je participatie inclusiever te maken
Of het nu gaat om het inrichten van het lokale park, of het aanleggen van een provinciale weg: de inzichten van de stakeholders doen ertoe. Met het ingaan van de Omgevingswet is een bepaalde mate aan participatie in dit soort projecten een verplichting. Naast de verplichting vanuit de wet zitten er ook andere voordelen aan het laten participeren van stakeholders, zo zorgt dit ervoor dat zij zich meer betrokken voelen bij het project en dat zij zich serieus genomen voelen. Op de lange termijn kan dit het vertrouwen in de organisatie of overheidsinstelling vergroten.
Lees de blog5 november 2025
Participatie is een ontzettend belangrijk onderwerp, maar ook een makkelijk doolhof om in te verdwalen. Er zijn allerlei verschillende methodes, modellen en theorieën met allemaal hetzelfde doel: zo veel mogelijk van je stakeholders laten participeren. Dit doel is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan: niet alle stakeholders zijn hetzelfde. De gemiddelde demografie van een groep in Nederland is ontzettend divers, die spreek je dus niet aan met dezelfde middelen, dezelfde boodschap en dezelfde kanalen.
Om hier verschil in te brengen maken wij als communicatieadviseurs vaak gebruik van persona’s of profielen. Per groep kijken we naar gender, leeftijd, leefwijze, en nog meer demografische aspecten. Toch krijgen we nog steeds niet de gewenste inclusieve groep en zijn het veelal mensen met dezelfde demografische kenmerken die we keer op keer zien verschijnen. Hoe voorkom je dit? Hoe zorg je dat jouw deelnemende stakeholders representatief zijn voor de algemene bevolking? De volgende drie zaken vergeten we regelmatig.
Diversiteit in middelen en kanalen
Als communicatieadviseurs hebben we een plethora aan middelen en kanalen die we kunnen inzetten. Van offline kanalen als een bewonersbrief en een poster tot online aanwezigheid op social media. Van de lage intensiteit van het lezen van een nieuwsbericht tot het intensievere bijwonen van een informatieavond. Er zijn allerlei opties, waarbij we vaak kiezen voor standaardmethodes die we eerder hebben ingezet. Maar betrekken deze methodes wel de hele groep aan stakeholders? Kijk bijvoorbeeld naar een informatieavond: aanwezig zijn kost tijd, energie en moet fysiek mogelijk zijn. Daarnaast moet het pand ook geschikt zijn voor hun om deel te nemen, zoals bijvoorbeeld voor rolstoelgebruikers. Door puur op een informatieavond in te zetten, zul je dus een deel van de stakeholders mislopen.
Kijk daarom naar alternatieven. Zo zijn er bijvoorbeeld online opties waarbij dezelfde informatie kan worden gegeven of geraadpleegd als op een informatieavond. Een webinar in plaats van een fysieke bijeenkomst (of nog beter, doe beiden!) zorgt dat mensen die niet de tijd of mogelijkheid hebben om te reizen wel dezelfde informatie kunnen ontvangen. Ook het raadplegen van de informatieavond kan tegenwoordig online worden opgevangen. Via programma’s als Maptionnaire kunnen stakeholders informatie doorgeven over hun leefomgeving. Een kruispunt waar veel scholieren fietsen of een monumentale eik op de hoek van de straat: stakeholders kunnen vanaf hun eigen bureau hun inzichten delen.
Het doel is natuurlijk niet alle offline middelen te vervangen door online, maar het maken van een passende mix. Er zijn namelijk ook genoeg mensen die niet goed met technologie overweg kunnen. Wat is de demografie van je stakeholders? En welke middelen passen daarbij?
Duidelijke en toegankelijke taal
Bij veel communicatieadviseurs zit het inmiddels goed in het systeem om jargon op tijd te spotten of zelfs taalniveau B1 als basis te nemen. Veel overheidsinstellingen nemen een B1 of A2 taalniveau aan voor de communicatie. Waarom? A2 is het minimale taalniveau aan Nederlands dat iemand moet spreken om een Nederlands burger te worden. B1 is net een stapje hoger en zorgt voor de mogelijkheid lastigere concepten, zoals duurzame energie en infrastructuur, te simplificeren maar duidelijk te houden.
Het gebruiken van duidelijke en toegankelijke taal is niet alleen belangrijk voor mensen wiens moedertaal een niet-Nederlandse taal is. Ook voor mensen die laaggeletterd zijn is een tekst op A2- of B1-niveau begrijpelijk. In Nederland is ongeveer 11.6% van de bevolking laaggeletterd. Dat is een tiende van de bevolking, een hoop mensen om te missen met je communicatie.
Om de duidelijke taal een extra stuk op weg te helpen kan er ook gebruik gemaakt worden van afbeeldingen die relevant zijn bij de tekst. Zo hebben de lezers een context voor de inhoud van het bericht, wat ook mensen op weg kan helpen.
Faciliteiten voor beperkingen
Een afbeelding plaatsen bij een tekst kan de tekst duidelijker en beeldender maken, het is echter ook ontoegankelijk voor bepaalde personen. Denk hierbij aan mensen met een zichtbeperking. Een van de hulpmiddelen die zij kunnen inzetten is een schermlezer, deze programma’s kunnen echter geen afbeeldingen lezen. Daarom is het belangrijk om faciliteiten in te bouwen voor mensen met een beperking. In dit geval: een alternatieve tekst toevoegen bij je afbeelding, zodat een schermlezer deze tekst kan voorlezen.
Binnen elk middel, elk kanaal en elke vorm van communicatie kunnen er drempels zitten waardoor sommige stakeholders niet kunnen participeren. Het is aan de organisatoren van het proces om te zorgen dat deze drempels zo veel mogelijk worden verholpen. Veel overheidsorganen hebben bijvoorbeeld verplichtingen voor ondertiteling bij videobeeld of alternatieve teksten bij afbeeldingen. Een duidelijk voorbeeld, maar faciliteren voor mensen met een beperking gaat verder dan dat en er zijn veel mogelijkheden om op te letten. Rolstoelgeschikte locaties, doventolken, mensen met overprikkelingsproblemen de mogelijkheid geven eerder in te spreken: het zijn allemaal opties.
Het belangrijkste is hierbij dat je kiest wat nodig is voor jou stakeholders. Als er geen mensen met een gehoorbeperking in de doelgroep zitten zet een doventolk weinig zoden aan wal. Inzicht hebben in de behoeftes van de stakeholdergroep is hierbij ontzettend belangrijk. Zo kun je voor een (fysieke of digitale) bijeenkomst een aanmeldformulier laten invullen, waar opties worden gegeven voor mogelijke faciliteiten. Zo kunnen stakeholders zelf aangeven waar zij behoefte aan hebben en hoef jij geen faciliteiten te regelen die overbodig zijn.
Geen ‘one size fits all’-aanpak
Participatieprocessen hebben geen ‘one size fits all’-aanpak. De uitvoering valt of staat met het kennen van de stakeholdergroep. Een doelgroepenanalyse is daarbij een essentieel startpunt. Ga niet gissen wat de behoeftes van mensen zijn, maar check het. Ga het gesprek aan met verschillende mensen uit je doelgroep: maak een klankbordgroep of houd interviews/gesprekken. Zorg dat je een eersterangs blik krijgt in hun belevingswereld, zodat je daar op kunt handelen. Zo kan uiteindelijk iedereen meedoen. Dit is een winst voor de bewoners die nu een input hebben op hun eigen omgeving, maar ook voor het project. Je krijgt een beeld van wat er speelt, met wie je werkt en een wederzijds begrip en vertrouwen.
Verder praten?
Liever een keer live verder praten? Neem dan contact met ons op.
